ECLI:NL:CRVB:2016:2594
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting en inkomsten uit arbeid
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) van appellante en haar partner, R. Van 17 juli 2006 tot en met 1 augustus 2010 ontvingen zij bijstand naar de norm voor gehuwden. Naar aanleiding van een melding over de financiële situatie van R, die een eigen bedrijf had, heeft het college een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot een huisbezoek en verhoren, waaruit bleek dat appellante en R hun inlichtingenverplichting niet volledig waren nagekomen. Het college heeft vervolgens besloten de bijstand over bepaalde maanden te herzien en terug te vorderen, omdat R inkomsten had uit zijn zelfstandige werkzaamheden en appellante een hennepkwekerij had gehad zonder dit te melden.
De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond. Appellante ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellante en R als partners in de gezinsbijstand als een eenheid worden gezien en dat appellante niet kan volhouden dat zij niet op de hoogte was van de financiële situatie van R. De Raad concludeerde dat het college terecht de bijstand heeft herzien en de gemaakte kosten heeft teruggevorderd, omdat appellante en R hun wettelijke verplichtingen hebben geschonden. De uitspraak werd gedaan op 12 juli 2016.