ECLI:NL:CRVB:2016:2652
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet verlengen bijzondere bijstand voor woonkosten door onvoldoende inspanning tot verkoop woning
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die zijn beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van ’s-Hertogenbosch ongegrond had verklaard. Het college had de aanvraag van appellant voor verlenging van de woonkostentoeslag afgewezen, omdat hij zich onvoldoende had ingespannen om zijn woning te verkopen en naar goedkopere woonruimte te verhuizen. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant bij besluit van 17 februari 2012 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) was toegekend, inclusief een woonkostentoeslag. Appellant had de verplichting om zijn woning te verkopen en naar goedkopere woonruimte te verhuizen. Ondanks zijn verzoeken om verlenging van de woonkostentoeslag, concludeerde het college dat appellant niet voldoende stappen had ondernomen om aan deze verplichtingen te voldoen. De Raad oordeelde dat de afwijzing van de woonkostentoeslag op juiste gronden was gebaseerd, aangezien appellant niet aantoonbaar had voldaan aan de inspanningsverplichtingen die aan de bijstandsverlening waren verbonden.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de extra woonkosten van appellant, die niet uit zijn reguliere inkomen konden worden voldaan, niet langer als noodzakelijke kosten van het bestaan konden worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat de eerdere beslissing van het college terecht was.