ECLI:NL:CRVB:2016:2657
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afstemming van bijstand op basis van individuele omstandigheden en zeer bijzondere situaties
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de bijstandsverlening aan appellant werd herzien door het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis. Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en meldde dat hij zijn huurwoning had verlaten en sindsdien op wisselende locaties in een tent overnacht. Het college besloot om de bijstand van appellant te verlagen, omdat hij geen vaste lasten had en de bijstand werd afgestemd op zijn individuele situatie. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant zich verzet tegen de verlaging van zijn bijstand. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het college de bijstand op juiste wijze heeft afgestemd op de omstandigheden van appellant, die in een zeer bijzondere situatie verkeerde. De Raad oordeelde dat de verlaging van de bijstand met € 125,- per maand, gebaseerd op de gemiddelde kosten van water, energie en stoken, gerechtvaardigd was. Appellant had geen vaste lasten en de besparing op deze kosten leidde tot een vermindering van zijn bijstandbehoevendheid.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met Y.J. Klik als voorzitter en G.M.G. Hink en G. van der Wiel als leden, in aanwezigheid van griffier A.M.C. de Vries.