ECLI:NL:CRVB:2016:2681
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-uitkering en verlies aan verdienvermogen
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 23 januari 2015 uitspraak deed in een geschil over de toekenning van een WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 juli 2016 uitspraak gedaan. Appellant was van mening dat hij niet in staat was om 40 uur per week te werken, terwijl het Uwv stelde dat hij voor 35 tot 80% arbeidsongeschikt was, met een verlies aan verdienvermogen van 59,68%. De rechtbank had geoordeeld dat de verzekeringsartsen van het Uwv de medische beperkingen van appellant op zorgvuldige wijze in kaart hadden gebracht. Appellant voerde aan dat er een urenbeperking zou moeten zijn, maar de rechtbank vond geen aanleiding om dit te volgen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist was. De beschikbare gegevens boden geen aanknopingspunten voor het standpunt van appellant dat zijn beperkingen waren onderschat. De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies passend waren voor appellant en dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct was vastgesteld op 59,68%.