ECLI:NL:CRVB:2016:2681

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juli 2016
Publicatiedatum
15 juli 2016
Zaaknummer
15-1577 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WGA-uitkering en verlies aan verdienvermogen

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 23 januari 2015 uitspraak deed in een geschil over de toekenning van een WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 juli 2016 uitspraak gedaan. Appellant was van mening dat hij niet in staat was om 40 uur per week te werken, terwijl het Uwv stelde dat hij voor 35 tot 80% arbeidsongeschikt was, met een verlies aan verdienvermogen van 59,68%. De rechtbank had geoordeeld dat de verzekeringsartsen van het Uwv de medische beperkingen van appellant op zorgvuldige wijze in kaart hadden gebracht. Appellant voerde aan dat er een urenbeperking zou moeten zijn, maar de rechtbank vond geen aanleiding om dit te volgen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist was. De beschikbare gegevens boden geen aanknopingspunten voor het standpunt van appellant dat zijn beperkingen waren onderschat. De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies passend waren voor appellant en dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct was vastgesteld op 59,68%.

Uitspraak

15/1577 WIA
Datum uitspraak: 15 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
23 januari 2015, 14/2864 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken in geding gebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2016. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door V.A.R. Kali.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 14 november 2013 heeft het Uwv appellant bericht dat hij met ingang van 24 december 2013 in aanmerking komt voor een WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.2.
Bij besluit van 16 juli 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 14 november 2013 ongegrond verklaard. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat gelet op de in bezwaar geselecteerde functies, te weten de functie van samensteller metaalwaren (SBC-code 264140), inpakker (handmatig) (SBC-code 111190) en administratief medewerker (beginnend) (SBC-code 315090), sprake is van een verlies aan verdienvermogen van 59,68%. Appellant wordt met ingang van 24 december 2013 voor 35 tot 80% arbeidsongeschikt beschouwd voor de Wet WIA.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak geoordeeld dat de verzekeringsartsen van het Uwv de medische beperkingen van appellant op voldoende zorgvuldige wijze en in voldoende mate in kaart hebben gebracht. Daarbij heeft de rechtbank van belang geacht dat de verzekeringsarts dossieronderzoek heeft verricht, een anamnese heeft afgenomen en een lichamelijk en psychisch onderzoek heeft verricht en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep dossieronderzoek heeft verricht en appellant heeft gezien tijdens de hoorzitting van 4 februari 2014. Voorts is de informatie, verkregen van de behandelaars van appellant, te weten een brief van orthopedisch chirurg F.Q.M.P. van Douveren van 27 september 2010, brieven van neuroloog F.M. van der Toorn van 20 januari 2014 en 18 februari 2014, brieven van longarts S.J.M. Mol van 28 mei 2014 en 4 juni 2014 en een brief van psycholoog
drs. S. Haenen en psychiater K. Kasikova van 4 juni 2014, bij de beoordeling betrokken. In het aanvullende rapport van 4 juli 2014 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep bovendien nog de brief van orthopedisch chirurg J.B.A van Mourik van 20 juni 2014 betrokken. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien appellant te volgen in zijn stelling dat er sprake zou moeten zijn van een urenbeperking. Uitgaande van de juistheid van de bij appellant vastgestelde medische beperkingen heeft de rechtbank in hetgeen appellant heeft aangevoerd geen grond tot twijfel aan de geschiktheid van appellant voor de geselecteerde functies.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep, onder verwijzing naar de gegevens van zijn behandelend artsen, aangevoerd dat hij niet in staat is tot het verrichten van werkzaamheden gedurende
40 uur per week, acht uur per dag. Tevens heeft hij een brief van 2 juli 2015 van
drs. S. Bouman, GZ-psycholoog, verbonden aan het Radboudumc, in geding gebracht.
3.2.
Het Uwv heeft geen aanleiding gezien het standpunt te wijzigen. In reactie op het gestelde in de brief van Bouman heeft het Uwv een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 18 augustus 2015 ingezonden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank heeft met juistheid de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven. De verzekeringsartsen hebben appellant onderzocht en de informatie van de behandelend sector kenbaar in hun beoordeling meegewogen. Uit het gestelde in de brief van Van Mourik, orthopedisch chirurg, komt naar voren dat een MRI-scan geen relevante afwijkingen toonde en dat een botscan zonder afwijkingen was. De brief van het Radboudumc behelst de mededeling dat wegens de chronische depressie geen diagnose chronisch vermoeidheidssyndroom gesteld kan worden maar dat het beeld verder overeenkomt. De beschikbare gegevens bieden geen aanknopingspunten voor het standpunt dat de beperkingen van appellant op 24 december 2013 zijn onderschat. Voor een urenbeperking zoals appellant voorstaat zijn in de beschikbare gegevens ook geen aanknopingspunten gevonden.
4.2.
Voor de medische geschiktheid van de geselecteerde functies heeft het Uwv gewezen op het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 30 juni 2014. Hierin is alsnog naar behoren gemotiveerd dat de belasting van de geselecteerde functies de mogelijkheden van appellant niet overschrijdt. Van de functies met SBC-code 111190 is de functie met functienummer 7511.0008.011 komen te vervallen in verband met de aanwezigheid van wisseldiensten in deze functie, hiervoor zijn drie andere functies geselecteerd uit dezelfde SBC-code 111190 waarbij geen sprake is van wisseldiensten. Hieruit volgt dat het Uwv terecht heeft gesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid 59,68% bedraagt.
5. Uit wat is overwogen in 4.1 en 4.2 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2016.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) B. Dogan

UM