ECLI:NL:CRVB:2016:2682
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die zich had ziek gemeld wegens verslavingsproblematiek en psychische klachten, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het Uwv had vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de uitkering. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsartsen.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 juni 2016 was appellant niet verschenen, terwijl het Uwv zich liet vertegenwoordigen door een arbeidsdeskundige. De Raad bevestigde de eerdere overwegingen van de rechtbank, waarbij werd benadrukt dat de verzekeringsartsen rekening hadden gehouden met de psychische klachten en verslavingsproblematiek van appellant. De Raad oordeelde dat appellant in hoger beroep geen nieuwe medische informatie had overgelegd die de eerdere beoordelingen zou kunnen ondermijnen. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarmee de weigering van de WIA-uitkering in stand bleef.