ECLI:NL:CRVB:2016:2682

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juli 2016
Publicatiedatum
15 juli 2016
Zaaknummer
14-3680 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die zich had ziek gemeld wegens verslavingsproblematiek en psychische klachten, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het Uwv had vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de uitkering. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsartsen.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 juni 2016 was appellant niet verschenen, terwijl het Uwv zich liet vertegenwoordigen door een arbeidsdeskundige. De Raad bevestigde de eerdere overwegingen van de rechtbank, waarbij werd benadrukt dat de verzekeringsartsen rekening hadden gehouden met de psychische klachten en verslavingsproblematiek van appellant. De Raad oordeelde dat appellant in hoger beroep geen nieuwe medische informatie had overgelegd die de eerdere beoordelingen zou kunnen ondermijnen. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.

De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarmee de weigering van de WIA-uitkering in stand bleef.

Uitspraak

14/3680 WIA
Datum uitspraak: 15 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
15 mei 2014, 13/5340 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.G. Wattilete, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en heeft een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juni 2016. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F.M.J. Eijmael.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is laatstelijk in de wegenbouw werkzaam geweest. Hij heeft zich op
15 december 2010 vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet ziek gemeld wegens verslavingsproblematiek en psychische klachten.
1.2.
Bij besluit van 12 maart 2013 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant met ingang van 12 december 2012 geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.3.
Bij besluit van 8 augustus 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 12 maart 2013 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Hiertoe heeft zij overwogen dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts heeft appellant tijdens een spreekuur medisch onderzocht en heeft de informatie van de Jellinekkliniek, Stichting Mee, de huisarts en de psychiater van Allekleur betrokken bij zijn beoordeling. Appellant is gelet op zijn beperkingen aangewezen op eenvoudige, gestructureerde arbeid met weinig psychische stress op niet gevaarlijke plaatsen en met begeleiding en ondersteuning van een jobcoach. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van appellant neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 maart 2013. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft appellant tijdens de hoorzitting gezien. Uit zijn rapport van 7 augustus 2013 komt naar voren dat hij de nader door appellant overgelegde informatie van de psychiater uit Turkije en een brief van Momentum heeft meegewogen en geconcludeerd dat de door de verzekeringsarts opgestelde belastbaarheid in stand kan blijven, zij het met de toevoeging dat begeleiding door een jobcoach van belang is. Nu appellant in beroep geen medische informatie heeft overgelegd, zijn er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voor twijfel aan de deugdelijke gemotiveerde medische grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank heeft tot slot geoordeeld dat de geselecteerde functies voor appellant als passend kunnen worden aangemerkt.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant de in beroep aangevoerde gronden herhaald. Hij heeft te kennen gegeven dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn klachten als gevolg van de verslaving.
3.2.
Het Uwv heeft een bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit en heeft desgevraagd, een nader rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van
17 juni 2015, overgelegd. In dat mede door de verzekeringsarts bezwaar en beroep ondertekend rapport is nader ingegaan op de noodzaak tot begeleiding door een jobcoach.
4. De Raad komt tot de volgende overwegingen.
4.1.
Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat sprake is geweest van zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek en dat er geen aanleiding is voor twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsartsen. De overwegingen van de rechtbank worden volledig onderschreven. Hieraan wordt toegevoegd dat uit de rapporten van de verzekeringsartsen naar voren komt, zoals ook is bevestigd ter zitting namens het Uwv, dat bij het vaststellen van de beperkingen rekening is gehouden met de psychische klachten, de verslavingsproblematiek alsmede de licht verstandelijke handicap van appellant. Nu appellant in hoger beroep heeft volstaan met een herhaling van de in beroep aangevoerde gronden en geen nadere medische onderbouwing heeft ingediend die twijfel zou kunnen oproepen aan de juistheid van de medische als ook de arbeidskundige beoordeling (waaronder ook het rapport van 17 juni 2015), wordt volstaan met verwijzing naar de overwegingen van de rechtbank.
4.2.
Gelet op overweging 4.1 slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2016.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) G.J. van Gendt

NK