ECLI:NL:CRVB:2016:27
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en medische beoordeling
Op 8 januari 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep een tussenuitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante B.V. tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de toekenning van een WGA-loongerelateerde uitkering aan een werkneemster, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid door het Uwv was vastgesteld op 80-100%. Appellante, die als eigenrisicodrager fungeert, heeft bezwaar gemaakt tegen deze toekenning en de daaruit voortvloeiende financiële gevolgen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging.
In de tussenuitspraak oordeelt de Raad dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende is gemotiveerd. Appellante heeft terecht aangevoerd dat de diagnoses op de datum in geding niet overtuigend zijn onderbouwd en dat de aangenomen urenbeperking niet gerechtvaardigd is. De Raad heeft het Uwv opgedragen om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen, waarbij het noodzakelijk is om nadere informatie op te vragen bij de behandelaren van de werkneemster. De Raad benadrukt het belang van zorgvuldigheid en motivering in de besluitvorming, vooral gezien de impact van de uitkering op de betrokken partijen.
De uitspraak is gedaan in het openbaar en de Raad heeft het Uwv een termijn van zes weken gegeven om de gebreken te herstellen, met inachtneming van de overwegingen in deze tussenuitspraak.