ECLI:NL:CRVB:2016:2700
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift tegen besluit van de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond werd verklaard. De Svb had op 27 mei 2013 aan appellant meegedeeld dat hij geen recht meer had op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) vanaf het eerste kwartaal van 2014. Appellant heeft op 2 juli 2014 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Svb verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding.
Appellant stelde in hoger beroep dat hij al in juni 2013 bezwaar had gemaakt, maar de Svb ontkende dit. De Raad oordeelde dat de bezwaartermijn op 28 mei 2013 was aangevangen en op 9 juli 2013 was geëindigd. Appellant heeft niet kunnen aantonen dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt. Het bewijs van aangetekende verzending dat hij overlegde, was niet overtuigend genoeg om zijn stelling te onderbouwen. De Raad concludeerde dat de Svb terecht had vastgesteld dat appellant niet tijdig bezwaar had gemaakt en dat er geen verschoonbare omstandigheden waren die de termijnoverschrijding konden rechtvaardigen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 15 juli 2016.