Uitspraak
OVERWEGINGEN
52 weken tot 17 juli 2013. Die verlenging – ook wel loonsanctie genoemd – is opgelegd in aansluiting op de afloop van de wachttijd van 104 weken als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet WIA. Volgens appellant zijn de inspanningen van betrokkene om werkneemster in het tweede spoor bij een andere werkgever te re-integreren, onvoldoende geweest en ontbreekt voor dat verzuim een deugdelijke grond. Appellant heeft daarbij toepassing gegeven aan artikel 25, negende lid, van de Wet WIA, in verbinding met artikel 65 van die wet.
22 november 2012 (bestreden besluit) heeft appellant, onder verwijzing naar een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 3 november 2012 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 21 november 2012, het bezwaar ongegrond verklaard en de loonsanctie gehandhaafd.
re-integratie-inspanningen heeft verricht, verlengt het Uwv het tijdvak gedurende welke de verzekerde jegens die werkgever recht heeft op loon op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (…), opdat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de bedoelde (….) re-integratie-inspanningen kan herstellen. Het tijdvak bedoeld in de eerste zin, is ten hoogste 52 weken.”
re-integratie-inspanningen heeft verricht en zal hij daarbij deugdelijk moeten motiveren waaruit de tekortkoming bestaat.
7 van 13 december 2010 ten onrechte is vermeld dat werkneemster de huishoudschool vier jaren heeft gevolgd en met een diploma heeft afgesloten. Dat betekent dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het opleidingsniveau van de werkneemster zeer laag is.
re-integratie-inspanningen heeft verricht zonder daarvoor een deugdelijke grond te hebben, niet kan worden gevolgd. De aan betrokkene verweten tekortkoming dat de beheersing van de Nederlandse taal is onderschat en onvoldoende is gedaan om de taalvaardigheid van werkneemster te verbeteren, is door appellant niet deugdelijk gemotiveerd. Voor zover werkneemster geschikt is voor het vrije bedrijf, is niet gebleken dat betrokkene en het met de re-integratie in het tweede spoor belaste re-integratiebureau tekort zijn geschoten in hun inspanningen om werkneemster in haar passende arbeid te herplaatsen.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 992,-;
- veroordeelt appellant in de proceskosten van werkneemster tot een bedrag van € 35,-;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht van € 493,- wordt geheven.
A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2016.