ECLI:NL:CRVB:2016:2719
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over weigering WAO-uitkering en terugvordering voorschot met onvoldoende motivering
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2016, met zaaknummer 13/4001 WAO-T, wordt de weigering van een WAO-uitkering aan appellante besproken. Appellante had zich in 2001 en 2002 ziek gemeld met spannings- en vermoeidheidsklachten en ontving vanaf 30 juni 2002 een uitkering op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Deze uitkering werd echter per 2 juni 2003 beëindigd omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Na een nieuwe ziekmelding in 2008, waarbij een depressieve episode werd vastgesteld, ontving appellante een voorschot op haar uitkering, maar het Uwv weigerde later een definitieve uitkering en vorderde het voorschot terug.
De Raad oordeelt dat de medische grondslag van het besluit van het Uwv niet deugdelijk is gemotiveerd. De deskundige, dr. E. van Duijn, concludeerde dat appellante meer beperkt is dan het Uwv aannam. De Raad draagt het Uwv op om een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op te stellen, rekening houdend met de door de deskundige genoemde beperkingen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door het Uwv en de noodzaak om de gezondheidstoestand van appellante op de datum in geding correct te beoordelen.
De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier. De Raad heeft het Uwv opgedragen om binnen zes weken het gebrek in het besluit te herstellen, zodat de rechtsbescherming van appellante gewaarborgd blijft.