Uitspraak
Midden-Nederland van 21 mei 2015, 15/479 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die niet aanwezig was op de zitting, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin werd bepaald dat hij een bedrag van € 531,27 aan te veel ontvangen uitkering moest terugbetalen. Dit bedrag was vastgesteld op basis van de aflossingscapaciteit van de appellant, conform de geldende regelgeving.
De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het Uwv de aflossingscapaciteit correct had vastgesteld. De appellant voerde in hoger beroep aan dat hij niet aanwezig kon zijn bij de hoorzitting van de rechtbank en dat hij het moeilijk had om rond te komen door de inhoudingen op zijn uitkering. Het Uwv pleitte voor bevestiging van de eerdere uitspraak.
De Raad oordeelde dat, ondanks de afwezigheid van de appellant, er geen reden was om het oordeel van de rechtbank over de berekening van de aflossingscapaciteit te betwisten. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 13 juli 2016.