ECLI:NL:CRVB:2016:2733
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen besluit Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die vanaf februari 2010 een ouderdomspensioen ontvangt, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb) die de hoogte van zijn aanvullende inkomensvoorziening had herzien en een terugvordering had ingesteld. De Svb had op 10 februari 2014 een bestreden besluit verzonden, maar appellant stelde dat hij dit besluit pas op 12 november 2014 had ontvangen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk, omdat de Svb aannemelijk had gemaakt dat het besluit op de juiste wijze was verzonden. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt, maar de Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de termijn voor het indienen van beroep was aangevangen op 11 februari 2014 en dat het beroepschrift van 8 december 2014 buiten de termijn was ingediend. De Raad concludeerde dat er geen grond was voor een verschoonbare termijnoverschrijding en bevestigde de niet-ontvankelijkheid van het beroep.