ECLI:NL:CRVB:2016:2735

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juli 2016
Publicatiedatum
20 juli 2016
Zaaknummer
15/6383 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de aanvraag van appellante voor bijzondere bijstand is afgewezen. De aanvraag betrof de kosten voor de aanschaf van een nieuwe wasmachine. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem heeft de aanvraag afgewezen, omdat de kosten van een wasmachine volgens hen tot de algemene kosten van het bestaan behoren en niet voldoen aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat zij de kosten van de wasmachine al had voldaan voordat zij de aanvraag indiende. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij pas na een deskundigenoordeel van een monteur een nieuwe wasmachine heeft aangeschaft, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat deze gronden een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15.6383 WWB

Datum uitspraak: 19 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 augustus 2015, 15/416 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Arnhem (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B. Arabaci, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2016. Appellante is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Vink en mr. A. de Graaf.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 16 december 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 19 januari 2015 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellante voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de kosten van de aanschaf van een nieuwe wasmachine afgewezen. Aan deze besluitvorming heeft het college ten grondslag gelegd dat de kosten van een wasmachine in beginsel horen tot de algemene kosten van het bestaan die uit het inkomen of uitkering dienen te worden bekostigd. Het college kan bijzondere bijstand verlenen voor duurzame gebruiksgoederen indien deze noodzakelijk zijn en voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, maar omdat appellante de nieuwe wasmachine al heeft aangeschaft voor haar aanvraag om bijzondere bijstand, ontbreekt de noodzaak hiervoor.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat niet in geschil is dat appellante de kosten van de nieuwe wasmachine ten tijde van het indienen van de aanvraag om bijzondere bijstand al heeft voldaan, zodat geen sprake is van kosten als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB, waarvoor bijzondere bijstand kan worden verleend. Volgens vaste rechtspraak wordt immers geen bijzondere bijstand verleend voorafgaand aan de datum van de melding, tenzij bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. De stelling dat het inschakelen van een expert van de gemeente niet meer nodig is aangezien de oude wasmachine al weg is, mist doel omdat het college als uitgangspunt hanteert dat de aanvrager nog dient te beschikken over het gebruiksgoed om te kunnen beoordelen of reparatie nog mogelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat van bijzondere omstandigheden om de wasmachine aan te schaffen voor het indienen van de aanvraag geen sprake is.
3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen deze uitspraak gekeerd. Zij voert aan dat eerst nadat een monteur heeft vastgesteld dat de chip van de wasmachine kapot was, waardoor herstel niet meer mogelijk was, zij een nieuwe wasmachine heeft gekocht.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen onder 3 van de aangevallen uitspraak - zoals hiervoor weergegeven - waarop dat oordeel rust. Appellante heeft in hoger beroep niet aangevoerd waarom het oordeel van de rechtbank onjuist is.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van B. Fotchind als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2016.
(getekend) O.L.H.W.I. Korte
De griffier is buiten staat te ondertekenen

HD