ECLI:NL:CRVB:2016:2772
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- B. Dogan
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de intrekking van een ZW-uitkering en de geschiktheid voor arbeid na medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de intrekking van de ZW-uitkering van appellante, die zich op 19 maart 2015 ziek meldde met diverse klachten. Appellante was werkzaam als schoolassistent/conciërge en had haar dienstverband beëindigd op 31 december 2012. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts op 22 april 2015, werd appellante geschikt geacht voor haar laatst verrichte arbeid. Het Uwv besloot daarop dat appellante per 27 april 2015 geen recht meer had op een ZW-uitkering. Appellante ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank Gelderland verklaarde het beroep ongegrond, met de overweging dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat alle klachten van appellante in de beoordeling waren meegenomen.
In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren tegen de intrekking van de uitkering en stelde dat het Uwv haar beperkingen had onderschat. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het medisch onderzoek volledig en zorgvuldig was geweest. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het Uwv overtuigend had gemotiveerd dat appellante met haar klachten haar eigen werk kon verrichten. De Raad wees ook het verzoek van appellante om een deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestond aan de juistheid van het medisch onderzoek.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 20 juli 2016.