Uitspraak
5 december 2013, 13/3462 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de weigering van een IVA-uitkering aan een werknemer die gedurende zijn dienstverband bij appellante, een B.V., ziek is geworden door psychische klachten. Het UWV had vastgesteld dat de arbeidsongeschiktheid van de werknemer niet duurzaam was, wat door appellante werd betwist. Appellante stelde dat de werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, gezien zijn langdurige en chronische ziektebeeld en de behandeling die hij onderging. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het UWV voldoende had toegelicht dat er een kans op verbetering van de belastbaarheid van de werknemer bestond, en dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden verricht. De Raad benadrukte dat de inschatting van de verzekeringsarts ten tijde van de beoordeling op basis van de beschikbare medische informatie moest worden gemaakt, en dat de latere toekenning van een IVA-uitkering niet afdeed aan de eerdere beoordeling. De uitspraak bevestigde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moest worden gehandhaafd.