Uitspraak
29 september 2015, 14/8884 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het verzoek van appellanten om kwijtschelding van een openstaande vordering is afgewezen. De vordering van het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen, die voortvloeit uit een verzwegen gezamenlijke huishouding, bedraagt € 67.462,91. Appellanten hebben op 28 augustus 2014 verzocht om kwijtschelding, maar dit verzoek is door het college afgewezen op basis van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting en het ontbreken van bijzondere omstandigheden die kwijtschelding rechtvaardigen.
De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten hun gronden tegen deze uitspraak uiteengezet, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellanten niet voldoen aan de voorwaarden voor kwijtschelding zoals vastgelegd in de beleidsregels van het college. De Raad stelt vast dat er geen dringende redenen zijn die een uitzondering op het beleid rechtvaardigen, en dat de psychische klachten van appellanten en hun financiële situatie niet voldoende zijn onderbouwd om tot kwijtschelding over te gaan.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellanten af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak wordt openbaar gedaan op 26 juli 2016.