Uitspraak
14.401 WAO, 14/2670 WAO, 15/5614 WAO
OVERWEGINGEN
.In het rapport van 24 april 2013 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vastgesteld dat appellant in staat is de maatgevende arbeid te verrichten. Bij besluit van 26 april 2013 (bestreden besluit 1) is het bezwaar van appellant ongegrond verklaard en heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant, met een uitlooptermijn van twee maanden, met ingang van 27 juni 2013 ingetrokken omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was.
.Enige twijfel aan het aanwezig zijn van klachten en beperkingen eerder dan 1 augustus 2013 is dan ook volledig ongegrond. Reeds in 2012 zijn er minimale myopathische afwijkingen in het biopt aangetroffen. De ernst van deze afwijkingen blijkt toegenomen in het biopt van 2013. De rechtbank heeft ten onrechte niet onderkend dat de brief van de revalidatiearts Groothuis van 8 oktober 2014 een bevestiging vormt van reeds aanwezige medische informatie die wel ziet op de voorliggende periode. Groothuis beschrijft daarbij de klachten en beperkingen die het syndroom van Brody bij appellant teweeg brengt, terwijl de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich in zijn rapport beperkt tot een algemene omschrijving van Brody, zonder daarbij concreet aan te geven welk effect deze aandoening juist op appellant heeft.