ECLI:NL:CRVB:2016:293
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- J.N.A. Bootsma
- M.T. Boerlage
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van plichtsverzuim en bewijsvoering in ambtenarenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, een ambtenaar bij de politie, was eerder voorwaardelijk ontslagen wegens plichtsverzuim. De korpschef had vastgesteld dat appellant zijn werktijden onjuist had verantwoord, wat leidde tot een disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag. Appellant voerde aan dat de korpschef onvoldoende bewijs had geleverd voor de verweten gedragingen en dat hij niet in staat was geweest om tegenbewijs te leveren. De Raad oordeelde dat de korpschef deugdelijk vastgestelde gegevens had gepresenteerd, verkregen uit zorgvuldig onderzoek, en dat de argumenten van appellant onvoldoende concreet en geloofwaardig waren om twijfel te zaaien over het plichtsverzuim. De Raad bevestigde dat in het ambtenarentuchtrecht niet dezelfde strikte bewijsregels gelden als in het strafrecht, maar dat er wel overtuigend bewijs nodig is voor disciplinaire maatregelen. De Raad concludeerde dat de korpschef voldoende bewijs had geleverd en dat de disciplinaire straf niet onevenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.