Uitspraak
26 september 2014, 14/161 (aangevallen uitspraak 1) en van 2 maart 2015, 14/7101 (aangevallen uitspraak 2)
OVERWEGINGEN
14.5952 WAO
WAO-procedure geduide functies. Appellant heeft hiertegen beroep en hoger beroep ingesteld. De Raad heeft bij uitspraak van 24 januari 2007 (ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7553) de geschiktheid voor de geduide functies per 8 mei 2003 bevestigd.
19 november 2002 waarbij de WAO-uitkering van appellant met ingang van 16 januari 2003 is ingetrokken en strekt er mede toe om voor de toekomst, zijnde de periode vanaf de aanvraag van 22 april 2013, terug te komen van de intrekking van de WAO-uitkering.
19 november 2002 en daarmee ziet op een periode voorafgaand aan de aanvraag, is appellant overeenkomstig artikel 4:6 van de Awb gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aan te dragen. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de enkele vermelding van klachten door appellant geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb betreft. Gelet hierop heeft het Uwv terecht geen aanleiding gezien om het oorspronkelijke besluit te herzien.
3 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2191). De rechtbank heeft het betreden besluit dan ook terecht in stand gelaten.
15.2249 WAO, 16/3448 WAO
7 oktober 2002 en de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 6 maart 2003. Bij de beoordeling die heeft geleid tot de intrekking van de WAO-uitkering in 2003 is dan ook reeds met deze klachten rekening gehouden. Het Uwv heeft, onder verwijzing naar een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 25 juni 2015, terecht geoordeeld dat de medische gegevens die appellant heeft overgelegd niet kunnen worden aangemerkt als nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb.
WAO-uitkering, de periode van 16 januari 2003 tot 16 januari 2008.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak van 26 september 2014;
- vernietigt de aangevallen uitspraak van 2 maart 2015;
- verklaart het beroep tegen besluit 7 oktober 2014 gegrond;
- vernietigt dit besluit;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 18 mei 2016 ongegrond;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ter hoogte van € 167,- vergoedt.