ECLI:NL:CRVB:2016:31
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van het Uwv om het intrekkingsbesluit van de WGA-uitkering te herzien
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant, die sinds augustus 2007 een loonaanvullende WGA-uitkering ontving, had zijn uitkering en toeslag per 1 augustus 2009 verloren door schending van de informatieplicht. Appellant had nagelaten het Uwv op de hoogte te stellen van zijn actuele woonadres. Na een verzoek om herziening van de beëindiging van de uitkering, heeft het Uwv dit verzoek afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad overwoog dat de verzoeken van appellant om terug te komen op het besluit van 24 juni 2010, waarbij de WGA-uitkering was beëindigd, niet konden worden gehonoreerd. De Raad stelde vast dat appellant geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die relevant waren voor de beoordeling van het eerdere besluit. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de door appellant ingediende informatie niet als nieuw feit kon worden aangemerkt in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv het verzoek van appellant terecht had afgewezen. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven tot een andere beslissing. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de griffier aanwezig, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.