Uitspraak
,advocaat, hoger beroep ingesteld.
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 2010 bijstand ontving op basis van de Wet investeren in jongeren en vanaf 2012 op basis van de Wet werk en bijstand. Naar aanleiding van vermoedens van autohandel heeft de gemeente Nijmegen een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek toonde aan dat appellant in de periode van 2010 tot 2014 vijftien kentekens van voertuigen op zijn naam had staan, zonder dat hij hierover een administratie bijhield. De gemeente besloot op 19 augustus 2014 de bijstand over verschillende maanden in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen, wat resulteerde in een bedrag van € 14.335,88.
Appellant ging in bezwaar, waarop het college het besluit gedeeltelijk herzag, maar de intrekking en terugvordering voor de meeste maanden handhaafde. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van de transacties met de voertuigen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of hij recht had op bijstand. De Raad concludeerde dat de intrekking en terugvordering van de bijstand terecht waren, omdat appellant niet had aangetoond dat hij recht had op bijstand of aanvullende bijstand in de maanden waarin de transacties plaatsvonden.