ECLI:NL:CRVB:2016:3143
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand en intrekking bijstand in verband met detentie en terugvordering kosten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die sinds 12 december 2008 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had op 3 februari 2014 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van woninghuur in verband met zijn detentie van 25 februari 2014 tot en met 16 april 2014. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen al in de kosten was voorzien. Daarnaast heeft het college de bijstand van appellant ingetrokken en kosten van bijstand teruggevorderd wegens ontvangen inkomsten.
De Raad heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht was, omdat appellant in de kosten had voorzien door een lening bij zijn zoon. De Raad oordeelde dat de wet geen ruimte biedt voor het verlenen van bijzondere bijstand als in de kosten al is voorzien. Ook de intrekking van de bijstand tijdens de detentie was rechtmatig, aangezien de wet bepaalt dat iemand die gedetineerd is geen recht heeft op bijstand. De door appellant aangevoerde bijzondere omstandigheden, zoals zijn gezondheid en financiële problemen, werden niet als voldoende geacht om van deze regel af te wijken.
Ten slotte werd de terugvordering van de kosten van bijstand over een eerdere periode bevestigd, omdat het college volgens zijn beleid bevoegd was om deze kosten terug te vorderen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.