ECLI:NL:CRVB:2016:3149
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buiten behandeling laten van aanvraag IOAW-uitkering wegens niet tijdig overleggen van gevraagde stukken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellante had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) na het beëindigen van haar Werkloosheidswet (WW) uitkering. Het college had de aanvraag buiten behandeling gelaten omdat appellante niet alle gevraagde stukken binnen de gestelde termijn had overgelegd. Appellante had op verschillende momenten verzocht om de in die brief vermelde stukken over te leggen, maar voldeed niet aan de eisen die het college stelde. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij niet deugdelijk in gebreke was gesteld, omdat zij de brief van 29 april 2014 niet had ontvangen. De Raad oordeelde echter dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te laten, omdat appellante in de gelegenheid was gesteld om de ontbrekende gegevens alsnog te overleggen. De Raad bevestigde dat het college de aanvraag terecht buiten behandeling had gelaten, omdat appellante niet had voldaan aan de verzoeken om aanvullende informatie. De Raad benadrukte dat het aan de aanvrager is om de benodigde gegevens te verstrekken en dat het college de vrijheid heeft om te bepalen welke gegevens noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.