Op 9 augustus 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/6996 ZW-V. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 10 september 2015. In de eerdere uitspraak was het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. De appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 28 juni 2016 was de gemachtigde van de appellant aanwezig, terwijl het Uwv niet verscheen.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was bijgeschreven op de rekening van de Raad, ondanks dat de gemachtigde de gelegenheid had gekregen om het griffierecht alsnog te betalen. De Raad concludeerde dat de gemachtigde in verzuim was en dat het verzet ongegrond moest worden verklaard. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door rechter T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier N. Talhaoui, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.