ECLI:NL:CRVB:2016:3158

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 augustus 2016
Publicatiedatum
23 augustus 2016
Zaaknummer
15/6996 ZW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens niet betaald griffierecht

Op 9 augustus 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/6996 ZW-V. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 10 september 2015. In de eerdere uitspraak was het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. De appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 28 juni 2016 was de gemachtigde van de appellant aanwezig, terwijl het Uwv niet verscheen.

De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was bijgeschreven op de rekening van de Raad, ondanks dat de gemachtigde de gelegenheid had gekregen om het griffierecht alsnog te betalen. De Raad concludeerde dat de gemachtigde in verzuim was en dat het verzet ongegrond moest worden verklaard. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door rechter T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier N. Talhaoui, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 9 augustus 2016
15/6996 ZW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 10 september 2015, 15/1191 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 24 februari 2016 heeft de Raad het namens appellant door zijn gemachtigde ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellant heeft de gemachtigde verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 28 juni 2016. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het Uwv is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 24 februari 2016 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van
8 december 2015 gestelde termijn is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gemachtigde van appellant niet in verzuim is geweest.
Naar aanleiding van het verzet heeft de Raad de gemachtigde in de gelegenheid gesteld het griffierecht alsnog, binnen vier weken, te betalen. Van die gelegenheid heeft de gemachtigde geen gebruik gemaakt.
In deze omstandigheden moet het verzet ongegrond worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van N. Talhaoui als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2016.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) N. Talhaoui

SS