ECLI:NL:CRVB:2016:3220
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing langdurigheidstoeslag op basis van fiscaal inkomen in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had aanvragen ingediend voor een langdurigheidstoeslag op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de jaren 2008 tot en met 2012. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had deze aanvragen afgewezen, omdat het fiscaal inkomen van de appellant in de jaren 2007, 2009, 2010 en 2011 hoger was dan 110% van de geldende IOAW-grondslag. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat het college ten onrechte was uitgegaan van het fiscaal inkomen in plaats van het besteedbaar inkomen, en dat de bezwaarprocedure onzorgvuldig was verlopen. Hij stelde ook dat het college door advertenties in de krant de verwachting had gewekt dat hij in aanmerking zou komen voor de langdurigheidstoeslag. De Raad overwoog dat de gronden van de appellant in hoger beroep een herhaling waren van wat hij eerder had aangevoerd en dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden was ingegaan.
De Raad concludeerde dat er geen sprake was van een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen ondubbelzinnige toezeggingen waren gedaan door het college. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.