ECLI:NL:CRVB:2016:3336

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
9 september 2016
Zaaknummer
15-8036 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid voor arbeid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die zich per 8 oktober 2014 ziek had gemeld vanwege psychische klachten en klachten als gevolg van Lyme, ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Na een medisch onderzoek door een arts van het Uwv, werd appellant per 10 maart 2015 geschikt geacht voor zijn laatst verrichte arbeid. Het Uwv heeft vervolgens vastgesteld dat appellant geen recht meer had op ziekengeld, wat door de rechtbank werd bekrachtigd.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn klachten en beperkingen door het Uwv en de rechtbank zijn onderschat. Hij stelde dat zijn problematiek verergerde en dat hij niet in staat was om arbeid te verrichten. De Raad heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek door de artsen van het Uwv zorgvuldig was en dat de bevindingen van de artsen niet in twijfel werden getrokken. De rechtbank had geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen, en de Raad onderschreef dit oordeel.

De Raad concludeerde dat appellant onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zijn klachten op de datum in geding, 10 maart 2015, zo ernstig waren dat hij niet in staat was om zijn arbeid te verrichten. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

15/8036 ZW
Datum uitspraak: 7 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 november 2015, 15/3405 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2016. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. M.P.W.M. Wiertz.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, voorheen werkzaam als [naam functie] voor 40 uur per week, heeft zich per 8 oktober 2014 ziek gemeld wegens al langer bestaande psychische klachten en klachten als gevolg van Lyme. Appellant ontvangt op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
1.2.
Op 19 januari 2015 heeft appellant het spreekuur bezocht van een arts van het Uwv. Na het spreekuur op 9 maart 2015 heeft deze arts appellant per 10 maart 2015 geschikt geacht voor de laatst verrichte arbeid in de functie van [naam functie] . Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 9 maart 2015 vastgesteld dat appellant per 10 maart 2015 geen recht meer heeft op ziekengeld. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 21 april 2015 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 april 2015 ten grondslag.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Uit de rapporten van de artsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door appellant gestelde klachten, waaronder stemmingsklachten, PTSS en Lyme. De artsen hebben voldoende gemotiveerd waarom appellant geschikt is om zijn eigen arbeid te verrichten. De door appellant in beroep overgelegde informatie heeft de rechtbank geen aanleiding gegeven te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen. Daarvoor heeft zij verwezen naar het in beroep overgelegde rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 oktober 2015. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant, kort samengevat, aangevoerd dat het Uwv en de rechtbank zijn klachten en beperkingen hebben onderschat. Zijn problematiek wordt steeds ernstiger. Hij heeft concentratieproblemen, geen energie en acht zich niet in staat om arbeid te verrichten. Appellant heeft verder gesteld dat zijn behandelaar psychiater
F.H.M. Hoppenbrouwer op vele fronten te kort is geschoten, zowel met zijn diagnose als met zijn behandelmethoden waardoor zijn gezondheid verder is geschaad. Inmiddels is hij onder behandeling bij Stichting Centrum 45, waar volgens hem wel een juiste diagnose is gesteld en heeft er nader onderzoek plaatsgevonden in het UMC Radboud in verband met zijn cognitieve achteruitgang.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de Ziektewet (ZW) heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. Op grond van artikel 19, vijfde lid, van de ZW wordt voor een verzekerde die geen werkgever heeft onder ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid. In het geval van appellant is “zijn arbeid” het werk van een voltijds [naam functie] bij een soortelijke werkgever.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven. Terecht heeft de rechtbank geoordeeld dat het onderzoek door de artsen van het Uwv voldoende zorgvuldig is geweest. Appellant is door een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep onderzocht. Beide artsen hebben daarnaast dossieronderzoek verricht en de klachten van appellant in hun oordeel meegewogen, waarbij de opgevraagde informatie van behandelend psychiater-psychotherapeut Hoppenbrouwers bij de bevindingen is betrokken.
4.3.
In navolging van de rechtbank wordt geoordeeld dat de door appellant in beroep overgelegde medische informatie geen aanleiding geeft te twijfelen aan de bevindingen van de artsen. De informatie van internist-infectioloog H.J.M. ter Hofstede van 11 april 2013 en psychiater A.W.G.M. van Oss van 25 augustus 2015 bevatten in essentie geen nieuwe gezichtspunten over de datum in geding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in een rapport van 12 oktober 2015 inzichtelijk gereageerd op de door appellant in beroep overgelegde medische informatie en daarbij te kennen gegeven dat de informatie geen ander beeld van de medische situatie geeft. Voor twijfel aan de juistheid van deze reactie is geen aanleiding.
4.4.
Wat appellant in hoger beroep en ter zitting – zonder nadere medische onderbouwing – naar voren heeft gebracht, heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen leiden. Door appellant is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat op de datum in geding, te weten
10 maart 2015, zijn klachten dusdanig ernstig waren dat hij, behoudens een beperking op het gebied van conflicthantering, naar objectieve maatstaven gemeten ten gevolge van ziekte of gebreken ongeschikt was de arbeid te verrichten De voorhanden zijnde medische informatie biedt daarvoor geen grond. De rechtbank heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen.
5. De overwegingen in 4.1 tot en met 4.4 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe als voorzitter, J.S. van der Kolk en
A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 september 2016.
(getekend) M. Greebe
(getekend) B. Dogan

SS