ECLI:NL:CRVB:2016:34
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en de beoordeling van beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die zich ziek had gemeld vanwege rugklachten en psychische problemen. Appellant had eerder een beslissing van het Uwv ontvangen waarin werd vastgesteld dat hij geen recht had op een uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op minder dan 35%. Appellant voerde aan dat zijn gezondheid was verslechterd en dat zijn beperkingen waren toegenomen, onderbouwd met medische rapporten van zijn chiropractor en een pijnspecialist.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag bevestigd, waarin werd geoordeeld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hadden gehandeld en dat de door het Uwv vastgestelde beperkingen niet als onvoldoende vergaand konden worden beschouwd. De rechtbank had ook overwogen dat de criteria voor beoordeling onder de Wet WIA verschilden van die onder de Wet werk en bijstand (Wwb), en dat de vrijstelling van de sollicitatieverplichting in het kader van de Wwb niet betekende dat appellant niet geschikt was voor reguliere arbeid.
De Raad concludeerde dat er onvoldoende twijfel was aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde beperkingen en dat het verzoek om een onafhankelijk deskundige te raadplegen werd afgewezen. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.