Uitspraak
9 oktober 2015, 14/8728 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant ontving sinds 26 september 2012 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had appellant uitgenodigd voor een gesprek in het kader van een heronderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand. Appellant is echter niet verschenen op de afspraken, wat het college ertoe bracht om de bijstand op te schorten en later in te trekken. Appellant betwistte de ontvangst van de uitnodigingsbrieven en stelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat deze brieven daadwerkelijk bij hem waren bezorgd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college niet voldoende bewijs had geleverd dat de brieven waren bezorgd, en dat het college daarom niet bevoegd was om de bijstand op te schorten of in te trekken. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellant gegrond. Tevens werden de besluiten van het college herroepen en werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant.