ECLI:NL:CRVB:2016:3427

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 september 2016
Publicatiedatum
15 september 2016
Zaaknummer
16-5134 PW-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in hoger beroep tegen beslissing rechtbank Noord-Nederland

In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 15 juli 2016, waarin zijn verzoek tot versnelde behandeling werd afgewezen. Tevens heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Volgens de artikelen 8:104 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, het oordeel van de voorzieningenrechter is voorlopig en niet bindend voor de hoofdzaak.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank om zijn verzoek tot versnelde behandeling in de zaak met nummer 16/2745 niet te honoreren. De rechtbank heeft nog geen uitspraak gedaan in deze zaak, waardoor het hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank op het verzoek om versnelde behandeling pas tegelijkertijd kan worden ingesteld met een eventueel hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak.

Gelet op de omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het hoger beroep naar verwachting niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Daarom is er geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening en wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 september 2016.

Uitspraak

16/5134 PW-VV
Datum uitspraak: 13 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Groningen (college)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank
Noord-Nederland (rechtbank) van 15 juli 2016.
Tevens heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Ingevolge de artikelen 8:104, eerste lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2.
Voor zover de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening meebrengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is het niet bindend voor de beslissing in de hoofdzaak.
1.3.
De voorzieningenrechter is op grond van de volgende overwegingen van oordeel dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is, zodat uitspraak kan worden gedaan zonder toepassing van artikel 8:83, eerste lid, van de Awb.
1.4.
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank van
15 juli 2016 om zijn verzoek tot versnelde behandeling in de zaak met nummer 16/2745
niet te honoreren.
2. Ingevolge artikel 8:104, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende hoger beroep instellen tegen een uitspraak van de rechtbank. Ingevolge het derde lid, aanhef en onder b, van dit artikel, kan tegelijkertijd met het hoger beroep tegen de in het eerste lid bedoelde uitspraak hoger beroep ingesteld worden tegen een andere beslissing van de rechtbank. De onder 1.4 genoemde beslissing van de rechtbank is een andere beslissing als hiervoor bedoeld.
2.1.
De rechtbank heeft nog geen uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/2745. Gelet op het onder 2 genoemde artikel kan hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank op het verzoek om versnelde behandeling van deze zaak pas tegelijkertijd ingesteld worden met een eventueel hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank in de zaak 16/2745.
3. Het voorgaande betekent dat de Raad in de hoofdzaak naar verwachting het hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren. In die omstandigheid is voor het treffen van een voorlopige voorziening, en derhalve ook voor een inhoudelijke beoordeling van het daartoe strekkende verzoek, geen grond. De voorzieningenrechter zal het verzoek om voorlopige voorziening daarom afwijzen.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van
R.B.E. van Nimwegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
13 september 2016.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) R.B.E. van Nimwegen
sg