ECLI:NL:CRVB:2016:3427
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in hoger beroep tegen beslissing rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 15 juli 2016, waarin zijn verzoek tot versnelde behandeling werd afgewezen. Tevens heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Volgens de artikelen 8:104 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, het oordeel van de voorzieningenrechter is voorlopig en niet bindend voor de hoofdzaak.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank om zijn verzoek tot versnelde behandeling in de zaak met nummer 16/2745 niet te honoreren. De rechtbank heeft nog geen uitspraak gedaan in deze zaak, waardoor het hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank op het verzoek om versnelde behandeling pas tegelijkertijd kan worden ingesteld met een eventueel hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak.
Gelet op de omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het hoger beroep naar verwachting niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Daarom is er geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening en wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 september 2016.