ECLI:NL:CRVB:2016:3447
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.M.G. Hink
- F. Hoogendijk
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag en terugvordering voorschot wegens onduidelijke woonsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant had op 5 februari 2014 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas heeft deze aanvraag afgewezen en een voorschot van € 200,- teruggevorderd, omdat de appellant niet voldoende aannemelijk kon maken dat hij op het opgegeven adres woonde. Tijdens een huisbezoek op 28 april 2014 werd geconstateerd dat de woning niet bewoond leek te zijn, wat leidde tot de conclusie dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat het college onvoldoende op zijn bezwaren is ingegaan en dat er nader onderzoek naar zijn woonsituatie had moeten plaatsvinden. De Raad heeft echter geoordeeld dat de bewijslast bij de aanvrager ligt en dat het college op basis van de bevindingen van het huisbezoek terecht heeft geconcludeerd dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op het opgegeven adres woonachtig was.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat de appellant wisselende verklaringen heeft afgelegd over zijn woonsituatie en niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden unaniem tot dit oordeel zijn gekomen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.