ECLI:NL:CRVB:2016:3468
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- A.T. de Kwaasteniet
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de rechtbank het bezwaar van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, die wegens diverse gezondheidsklachten, waaronder hartklachten en dyspnoe, uitgevallen is voor zijn werk, heeft in 2013 recht gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv heeft vastgesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid op dat moment 49,89% was. Appellant heeft echter in 2014 een toename van zijn klachten gerapporteerd en verzocht om herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid.
Het Uwv heeft in juni 2014 geconcludeerd dat de mate van arbeidsongeschiktheid niet was gewijzigd, wat leidde tot een bestreden besluit. Appellant heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de medische beoordeling van het Uwv ontoereikend was en dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat. Hij heeft nieuwe medische stukken ingediend en verzocht om de benoeming van een deskundige.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de eerdere medische beoordelingen zorgvuldig zijn uitgevoerd. De Raad heeft geen reden gevonden om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen van het Uwv en heeft het hoger beroep van appellant afgewezen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de belasting in de voor appellant geselecteerde functies zijn functionele mogelijkheden niet overschrijdt. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd.