ECLI:NL:CRVB:2016:3538

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 september 2016
Publicatiedatum
22 september 2016
Zaaknummer
14/6526 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsaanvraag wegens niet naleven inlichtingenverplichting en niet behoren tot doelgroep daklozen

In deze zaak heeft appellant op 26 februari 2014 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Wet werk en Inkomen (WWB), waarbij hij aangaf geen adres te hebben. In het kader van deze aanvraag heeft hij zevendagenformulieren ingevuld en op 26 maart 2014 vier locaties in [woonplaats] opgegeven als verblijfslocaties. De afdeling Controle van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam heeft echter vastgesteld dat appellant niet op deze locaties verbleef, maar op het adres van zijn ouders. Dit leidde tot de conclusie dat appellant niet tot de doelgroep van daklozen behoort.

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de aanvraag op 23 april 2014 afgewezen, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij dakloos was. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant geen nieuwe gronden had aangevoerd die de eerdere beslissing konden weerleggen. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van A. Stuut als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 september 2016.

Uitspraak

14/6526 WWB
Datum uitspraak: 13 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 november 2014, 14/3950 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Stap, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2016. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.A. Veenendaal.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op 26 februari 2014 een aanvraag ingediend om bijstand op grond van de Wet werk en Inkomen (WWB). Daarbij heeft appellant aangegeven dat hij geen adres heeft. In het kader van die aanvraag heeft appellant over de periode van 17 februari 2014 tot en met 25 maart 2014 zogenoemde zevendagenformulieren ingevuld. Op 26 maart 2014 heeft appellant op een daartoe bestemd en door hem ondertekend formulier “Opgave verblijfslocatie(s) dak- en thuisloze”, vier locaties en/of adressen in [woonplaats] opgegeven.
1.2.
De afdeling Controle van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam (DWI) heeft een onderzoek ingesteld naar de feitelijke woon- en verblijfsituatie van appellant. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 16 april 2014. Uit dit rapport blijkt dat twee handhavingsspecialisten van de DWI op 10 en 11 april 2014 alle opgegeven locaties en adressen hebben bezocht, maar appellant niet hebben aangetroffen. Appellant is op 11 april 2014 aangetroffen op het door hem opgegeven adres van zijn ouders, [Adres A] te [woonplaats] ( [Adres A] ). Op 15 april 2014 heeft appellant tijdens een gesprek op kantoor van de DWI een verklaring afgelegd. Appellant heeft verklaard dat hij nu terecht kan op het adres van zijn ouders op de [Adres A] , totdat zijn vader op 27 april 2014 terugkomt uit Marokko, dan moet hij weer weg.
1.3.
Bij besluit van 23 april 2014, na bezwaar gehandhaafd bij het besluit van 12 juni 2014 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan de afwijzing heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Uit het onderzoek van de DWI is gebleken dat appellant niet op meerdere locaties en of adressen heeft verbleven, maar op het adres van zijn ouders. Hij behoort dan ook niet tot de doelgroep van de daklozen. Daarnaast heeft appellant werkzaamheden verricht als snorder, waarvan de inkomsten oncontroleerbaar zijn.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft - samengevat weergegeven - overwogen dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tot de doelgroep van de daklozen behoorde. Uit de zevendagenformulieren en de verklaring van appellant van 15 april 2014 blijkt dat hij, ten tijde hier van belang, de meeste nachten op het adres van zijn ouders doorbracht. Appellant heeft, ook in beroep, erkend dat hij tijdelijk op dezelfde plek heeft verbleven. Gedurende deze periode kan appellant dan ook niet als dakloze worden aangemerkt.
3. Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is in de aangevallen uitspraak gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen - zoals hiervoor onder 2 samengevat weergegeven - waarop dat oordeel rust.
4.2.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van A. Stuut als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2016.
(getekend) O.L.H.W.I. Korte
(getekend) A. Stuut

HD