ECLI:NL:CRVB:2016:3653
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens niet-wonen op opgegeven adres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant had een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas heeft deze aanvraag afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant niet feitelijk op het opgegeven adres woonde, wat werd vastgesteld na een huisbezoek door de gemeente. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij geen hoofdverblijf had op het opgegeven adres. Hij heeft daarbij verwezen naar verklaringen van buurtbewoners en gesteld dat zijn persoonlijke bezittingen wel aanwezig waren op het adres. De Raad heeft echter geoordeeld dat de bevindingen van het huisbezoek voldoende grondslag bieden voor de conclusie dat de appellant niet op het opgegeven adres woonde. De Raad heeft benadrukt dat de bewijslast voor de bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat de inschrijving in de basisregistratie personen niet doorslaggevend is voor de beoordeling van het hoofdverblijf.
De Raad heeft geconcludeerd dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de te beoordelen periode feitelijk zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.