Uitspraak
15.7364 WWB
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- veroordeelt het dagelijks bestuur in de proceskosten van appellant tot een bedrag van
- bepaalt dat het dagelijks bestuur aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 18 september 2015 het beroep van appellant tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift niet-ontvankelijk heeft verklaard. Appellant had bij het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek bezwaar gemaakt tegen een besluit van 23 januari 2012, waarin hem algemene bijstand werd verleend. Het dagelijks bestuur had deze bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt en een maatregel van 100% opgelegd. Appellant heeft in 2015 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar, maar de rechtbank oordeelde dat dit beroep te laat was ingediend.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het dagelijks bestuur ten onrechte had aangenomen dat het bezwaar van appellant was ingetrokken. De Raad oordeelde dat het dagelijks bestuur geen officiële machtiging van de Stichting Schuldhulp Duin- en Bollenstreek had ontvangen, wat noodzakelijk was voor de intrekking van het bezwaar. De rechtbank had niet onderkend dat het besluit van 30 mei 2012 niet als beslissing op bezwaar kon worden aangemerkt. Hierdoor slaagde het hoger beroep van appellant.
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar van 6 maart 2012 niet-ontvankelijk. Tevens werd het dagelijks bestuur veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.984,- bedroegen, en moest het dagelijks bestuur het griffierecht van € 168,- vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 20 september 2016.