Uitspraak
6 november 2014, 14/4501 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 november 2014, waarin het beroep tegen het besluit van het CAK ongegrond werd verklaard. Appellant had een aanvraag ingediend voor een algemene tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) voor het jaar 2011. Het CAK had deze aanvraag afgewezen, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor de tegemoetkoming. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 5 oktober 2016 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden heeft aangevoerd dan die al eerder in bezwaar en beroep zijn besproken. De rechtbank had eerder overwogen dat het CAK voldoende informatie had om tot zijn besluit te komen en dat appellant de conclusies van het CAK niet had onderbouwd bestreden. De Raad onderschrijft deze overwegingen volledig en verwijst naar de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De Raad concludeert dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor de tegemoetkoming en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien het hoger beroep niet slaagt.