ECLI:NL:CRVB:2016:3710
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand in de vorm van geldlening voor de vervanging van een wasmachine
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die haar beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer ongegrond had verklaard. Appellante had bijzondere bijstand aangevraagd voor de vervanging van haar wasmachine, maar het college had deze bijstand in de vorm van een renteloze geldlening toegekend. Appellante was van mening dat zij recht had op bijstand om niet, en voerde aan dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een lening rechtvaardigden.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de aanvraag van appellante betrekking had op de kosten van een duurzaam gebruiksgoed, namelijk een wasmachine. De Raad oordeelde dat het college op grond van artikel 51, eerste lid, van de Participatiewet (PW) de discretionaire bevoegdheid heeft om te bepalen of bijzondere bijstand in de vorm van een lening of om niet wordt verstrekt. De Raad concludeerde dat het beleid van het college, dat was neergelegd in de Beleidsregels bijzondere bijstand Participatiewet Zoetermeer 2015, in lijn was met de wetgeving en dat het college terecht had besloten om de bijstand in de vorm van een lening te verlenen.
De Raad oordeelde verder dat de financiële situatie van appellante, hoewel deze moeilijk was, niet leidde tot de conclusie dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. De uitspraak werd gedaan door F. Hoogendijk, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 4 oktober 2016.