ECLI:NL:CRVB:2016:3753
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en beëindiging van bijstand na aantreffen marihuana in auto
In deze zaak gaat het om de intrekking en beëindiging van de bijstand van appellant, die sinds 3 augustus 2012 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanleiding voor de intrekking was het aantreffen van 8300 gram marihuana in de auto van appellant door de politie op 5 oktober 2013. Naar aanleiding van dit voorval heeft de Sociale Recherche Twente een onderzoek ingesteld, wat leidde tot de conclusie dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting had geschonden. Het college van burgemeester en wethouders van Hengelo heeft daarop besloten om de bijstand van appellant met ingang van 1 november 2013 te beëindigen en met terugwerkende kracht in te trekken vanaf 5 oktober 2013.
Appellant heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar het college heeft de bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank Overijssel heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Appellant is vervolgens in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het college voldoende bewijs heeft geleverd voor de intrekking van de bijstand. De Raad oordeelt dat de bewijslast voor de bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat appellant niet voldoende heeft aangetoond dat hij recht had op bijstand.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellant tegen het besluit van 16 juni 2015 ongegrond. De Raad benadrukt dat de bestuursrechter niet gebonden is aan de uitkomsten van een strafrechtelijke procedure, wat betekent dat de intrekking van de bijstand niet afhankelijk is van een strafrechtelijke veroordeling. De Raad concludeert dat de intrekking van de bijstand terecht is gebeurd, gezien de omstandigheden van de zaak en het gebrek aan bewijs van appellant.