ECLI:NL:CRVB:2016:3758
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening AOW-pensioen naar norm van gehuwden en de beoordeling van gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de herziening van het AOW-pensioen van appellanten naar de norm voor gehuwden. Appellante ontvangt sinds 1997 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) naar de norm voor een ongehuwde, terwijl appellant sinds 2005 hetzelfde ontvangt. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft na onderzoek geconcludeerd dat appellanten een gezamenlijke huishouding voeren, wat leidt tot de herziening van hun AOW-pensioen. De rechtbank Gelderland heeft de beroepen van appellanten tegen de besluiten van de Svb ongegrond verklaard, waarna appellanten in hoger beroep zijn gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de woonsituatie van appellanten en hun financiële verstrengeling. De Raad heeft vastgesteld dat appellanten vanaf 1 oktober 2011 beiden hun hoofdverblijf hadden op dezelfde adressen en dat er sprake was van wederzijdse zorg, die verder gaat dan het uitsluitend delen van woonlasten. De Raad heeft de bevindingen van de Svb onderschreven en geconcludeerd dat de appellanten een gezamenlijke huishouding voerden, wat rechtvaardigt dat hun AOW-pensioen wordt herzien naar de norm voor gehuwden.
De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Partijen kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.