ECLI:NL:CRVB:2016:3773
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om terug te komen van intrekking bijstand wegens gebrek aan nieuwe feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om terug te komen van de intrekking van zijn bijstandsuitkering, die met ingang van 13 augustus 2013 was ingetrokken. De intrekking was eerder bevestigd door de rechtbank, die het beroep van de appellant niet-ontvankelijk had verklaard. De appellant stelde dat zijn financiële situatie door de intrekking van de bijstand zo verslechterd was dat hij uit zijn huis was gezet en bij zijn 94-jarige moeder moest intrekken.
De Raad oordeelde dat het verzoek van de appellant niet voldeed aan de eisen van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die de intrekking van de bijstand in een ander licht konden stellen. De door de appellant aangevoerde verslechterde financiële situatie was een direct gevolg van de intrekking en kon daarom niet als nieuw feit worden aangemerkt. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.
De uitspraak benadrukt het belang van nieuwe feiten of omstandigheden bij verzoeken om terug te komen van eerdere besluiten. De Raad concludeerde dat het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam terecht het verzoek van de appellant had afgewezen, omdat er geen grond was voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.