ECLI:NL:CRVB:2016:3956
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen WIA-besluit wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die als machine-operator werkzaam was, had op 31 mei 2012 wegens psychische klachten zijn werk neergelegd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 1 mei 2014 vastgesteld dat appellant geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellant maakte op 29 juni 2014 bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd overwogen dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij door medische redenen niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank oordeelde dat de door appellant overgelegde medische informatie niet voldoende was om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. Appellant stelde in hoger beroep dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege zijn psychische problematiek en onbekendheid met de wettelijke termijnen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bezwaarschrift te laat was ingediend en dat er geen nieuwe argumenten of medische gegevens waren overgelegd die een andere beoordeling rechtvaardigden. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak, waardoor de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar werd gehandhaafd.