ECLI:NL:CRVB:2016:3977
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het woonplaatsbegrip in relatie tot kinderbijslag en de Wet beperking export uitkeringen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de vraag of de woonplaats van een kind, dat in Ghana onderwijs volgt, verloren is gegaan en of de moeder nog recht heeft op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De moeder, appellante, ontving kinderbijslag voor haar zoon, die in september 2011 naar Ghana vertrok. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft in 2013 besloten dat appellante geen recht meer had op kinderbijslag, omdat haar zoon in Ghana woonde. De rechtbank heeft dit besluit bevestigd, maar appellante is in hoger beroep gegaan.
De Raad heeft vastgesteld dat de woonplaats van de zoon van appellante in de periode vanaf het vierde kwartaal van 2012 niet verloren is gegaan. De Raad oordeelt dat er een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland is gebleven, ondanks het verblijf in Ghana. De Raad heeft hierbij gekeken naar de omstandigheden van de zaak, waaronder de Nederlandse nationaliteit van de zoon, zijn verblijf bij zijn moeder in Nederland voor zijn vertrek, en de tijdelijke aard van zijn verblijf in Ghana voor onderwijs. De Raad heeft geconcludeerd dat de Svb ten onrechte heeft aangenomen dat de zoon in Ghana woonde en dat appellante recht had op kinderbijslag.
De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, het besluit van de Svb is gegrond verklaard, en de Svb is opgedragen om opnieuw op het bezwaar van appellante te beslissen. Tevens is de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 2.480,-.