ECLI:NL:CRVB:2016:4023
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om herziening van bijstandsbesluit op basis van nieuwe feiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 18 februari 2016 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellante ontving sinds 20 maart 2008 bijstand op grond van de Wet Werk en Bijstand, maar het college heeft haar bijstand over de periode van 1 januari 2013 tot en met 3 december 2013 herzien en teruggevorderd omdat zij niet langer in Rotterdam woonachtig zou zijn. Appellante heeft geprobeerd het college te verzoeken terug te komen van dit besluit, maar het college heeft dit verzoek afgewezen, omdat er volgens hen geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die herziening rechtvaardigden.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn. Zij heeft daarbij verwezen naar verklaringen van derden die volgens haar aantonen dat zij wel in Rotterdam woonachtig was. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat deze verklaringen niet kunnen worden aangemerkt als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet met verifieerbare stukken heeft onderbouwd dat de verklaringen niet eerder konden worden overgelegd. Hierdoor is het hoger beroep niet geslaagd en is de aangevallen uitspraak bevestigd.
De uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van griffier J. Tuit, en is openbaar uitgesproken op 25 oktober 2016.