ECLI:NL:CRVB:2016:41
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam om zijn aanvraag voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) buiten behandeling te stellen. Appellant had zich op 10 april 2013 gemeld voor bijstand en na een intakegesprek op 11 april 2013 zijn aanvraag op 7 mei 2013 ingediend. Het college heeft appellant op 8 mei 2013 een voorschot van € 713,86 toegekend, maar verzocht om aanvullende bewijsstukken, waaronder bankafschriften, die voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk waren. Appellant heeft echter niet tijdig de gevraagde bankafschriften overgelegd, wat leidde tot de beslissing van het college op 5 juni 2013 om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Dit besluit werd later door het college bevestigd.
De rechtbank Rotterdam heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan en heeft betoogd dat het college onterecht zijn aanvraag buiten behandeling heeft gesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, met inachtneming van de relevante bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeert dat het college in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot buiten behandelingstelling gebruik heeft kunnen maken, omdat appellant niet de benodigde gegevens heeft verstrekt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.