ECLI:NL:CRVB:2016:4161
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake terugvordering bijstandsuitkering en intrekking bijstandsbesluit
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 12 november 2015 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westland ongegrond verklaarde. Appellante ontving sinds 8 december 2010 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand. Het college heeft op 24 maart 2011 de bijstand van appellante ingetrokken en op 20 april 2011 de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, maar het college heeft in een nieuw besluit het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Appellante is in hoger beroep gegaan, waarbij zij aanvoert dat het college haar bezwaren ten onrechte niet heeft opgevat als mede gericht tegen het intrekkingsbesluit. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college terecht heeft aangenomen dat het bezwaar enkel gericht was tegen het terugvorderingsbesluit. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De Raad benadrukt dat appellante geen rechtsmiddel heeft aangewend tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank, waardoor het intrekkingsbesluit onaantastbaar is geworden. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 1 november 2016.