ECLI:NL:CRVB:2016:4205
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening aan dakloze op basis van onduidelijke verblijfplaats
In deze zaak heeft appellant, die dakloos was, op 28 juli 2014 een aanvraag voor bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand ingediend. Hij heeft op een formulier aangegeven op twee adressen te verblijven, maar heeft later gemeld dat hij niet langer op deze adressen terecht kon. De Dienst Werk en Inkomen (DWI) heeft met appellant afgesproken dat hij dagelijks zijn verblijfplaats zou doorgeven via sms. Echter, er zijn geen sms-berichten ontvangen door de DWI, ondanks een eerdere waarschuwing. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de aanvraag op 30 oktober 2014 afgewezen, omdat appellant niet voldeed aan de informatieverplichting. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd ongegrond verklaard op 4 maart 2015.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, omdat de inhoud van de sms-berichten onvoldoende concreet was om de verblijfplaats van appellant vast te stellen. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die nopen tot inwilliging van de aanvraag. De Raad bevestigde dat de rechtbank terecht oordeelde dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld, omdat appellant niet aan zijn medewerkingsverplichting had voldaan. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.