ECLI:NL:CRVB:2016:4208
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Uitsluiting van bijstand wegens ondubbelzinnig weigeren meewerken aan re-integratieverplichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Verzoeker, geboren op 27 juni 1990, ontving sinds 2009 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had een plan van aanpak opgesteld voor re-integratie, maar verzoeker weigerde een aangeboden baan bij een restaurant te accepteren. Ondanks gesprekken met een jongerenadviseur en waarschuwingen over de gevolgen van zijn weigering, bleef verzoeker volharden in zijn standpunt dat hij niet wilde meewerken aan het re-integratietraject. Het college besloot daarop de bijstand van verzoeker met 100% te verlagen en uiteindelijk te beëindigen, omdat hij niet voldeed aan de arbeidsverplichtingen die aan de bijstand verbonden zijn.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat verzoeker ondubbelzinnig had aangegeven niet te willen meewerken aan de arbeidsverplichtingen. De rechter bevestigde dat het college terecht had gehandeld door de bijstand te beëindigen, aangezien verzoeker niet had meegewerkt aan de aangeboden voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening en wees het verzoek daartoe af. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en stelde dat verzoeker niet in zijn recht stond.