Uitspraak
OVERWEGINGEN
WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 54,07%. Met ingang van
21 januari 2013 is de loongerelateerde WGA-uitkering omgezet in een
WGA-loonaanvullingsuitkering.
6 september 2013, wordt de WIA-uitkering van appellante per 1 december 2013 herzien naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%.
5 november 2013, zo’n twee maanden na de operatie, onderzoek verricht naar de functie van de linker hand. Daarbij werd vastgesteld dat het opponeren mogelijk is waarbij de duim zich moeizaam beweegt in de richting van de vingers. Deze onderzoeksbevindingen hebben de verzekeringsarts aanleiding gegeven meerdere beperkingen te formuleren wat betreft dynamische handelingen. Naar aanleiding van het bezwaar van appellante dat er als gevolg van de operatie aan de linkerduim nog steeds klachten en beperkingen zijn en de linkerpols niet belastbaar is geweest, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dossieronderzoek en eigen onderzoek verricht en kennis genomen van de overgelegde informatie van handtherapeut Raetsen van 20 februari 2014. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op basis van dat onderzoek aanleiding gezien enkele aanvullende beperkingen te formuleren. De beschikbare informatie van Temming, die op 19 september 2014 aan appellante heeft gerapporteerd over haar belastbaarheid in oktober 2013 en april 2014, geeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Temming heeft onder meer het volgende verklaard: “Na de peesplastiek in september 2013 is er een immobilisatie periode en revalidatie periode van enkele maanden opgestart. Per oktober was mogelijk de hand nog niet belastbaar. In april 2014 is de hand in principe na de operatie weer snel belastbaar geweest”. De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit die verklaring niet blijkt dat de linkerhand ten tijde in geding 1 december 2013 niet belastbaar was.
24 juni 2014 en 2 oktober 2015 heeft overwogen, heeft de gemachtigde van het Uwv ter zitting van de Raad uiteengezet dat deze functies desalniettemin aan appellante kunnen worden opgedragen, omdat alle drie de functies bij hetzelfde bedrijf verricht worden en uit een eerder overleg met de arbeidsdeskundig analist gebleken is dat een combinatie van functies mogelijk is, waardoor de functies binnen de drie beschikbare dagen verricht kunnen worden. Daarmee heeft het Uwv naar het oordeel van de Raad echter niet genoegzaam aangetoond dat deze functies voor appellante geschikt zijn te achten. Daartoe wordt overwogen dat niet is gebleken dat de arbeidskundige analist hierover overleg heeft gevoerd met de betreffende werkgever, omdat de genoemde combinatie niet direct voor de hand ligt, had dat tenminste verwacht mogen worden. Met betrekking tot de functie administratief medewerker (beginnend) met functienummer 9071.0042.016 (SBC-code 315090) overweegt de Raad dat in die functie in een urenomvang van 17 uur per week gewerkt wordt en dat de werkzaamheden verricht worden in een arbeidspatroon van viereneenhalf uur per dag. Het Uwv heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze functie binnen drie dagen verricht kan worden, waardoor onvoldoende geschikte functies resteren binnen deze SBC-code. Nu de gemachtigde van het Uwv ter zitting van de Raad heeft verklaard dat er geen andere functies geslecteerd kunnen worden en dat het vervallen van de hiervoor besproken functies ertoe leidt dat aangenomen moet worden dat appellante per 1 december 2013 80 tot 100% arbeidsongeschikt is te achten, zal de Raad als volgt beslissen.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het beroep gegrond is verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en beslissingen zijn gegeven over vergoeding griffierecht en veroordeling in de proceskosten;
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij is bepaald dat de WIA-uitkering van appellante met ingang van 1 december 2013 wordt herzien naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 55% tot 65%;
- herroept het besluit van 16 januari 2014;
- bepaalt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante met ingang van
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 992,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht van € 132,- vergoedt.
A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van R.I. Troelstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2016.