ECLI:NL:CRVB:2016:4252

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
8 november 2016
Zaaknummer
14/6991 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing dwangsom bij niet tijdig beslissen op bezwaarschrift

Op 8 november 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van Schiedam. De zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 december 2014. Appellante had op 15 november 2012 een aanvraag ingediend voor vergoeding van de kosten van een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering, welke door het college op 22 november 2012 werd afgewezen wegens onvoldoende gegevens. Appellante maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het college verklaarde dit bezwaar op 28 februari 2013 niet-ontvankelijk. Hierop diende appellante op 10 mei 2013 een verzoek om dwangsom in, omdat het college niet tijdig op haar bezwaarschrift had beslist. Het college stelde echter dat er geen dwangsom verschuldigd was, omdat er al een besluit was genomen op het bezwaar. Uiteindelijk verklaarde het college op 28 juni 2013 het bezwaar alsnog gegrond, maar het bestreden besluit van 7 november 2013 bleef ongegrond. De rechtbank bevestigde dit in haar uitspraak, waarop appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college tijdig had beslist en dat er geen dwangsom verschuldigd was. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/6991 WWB
Datum uitspraak: 8 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 december 2014, 13/7712 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Schiedam (college)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2016. Appellante is verschenen. Het college heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 15 november 2012 heeft appellante een aanvraag ingediend voor vergoeding van de kosten van een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering.
1.2.
Bij besluit van 22 november 2012 heeft het college de aanvraag afgewezen omdat appellante onvoldoende gegevens heeft overgelegd om de aanvraag te kunnen beoordelen.
1.3.
Bij brief van 5 december 2012 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen de beslissing van 22 november 2012.
1.4.
Na bij brief van 20 december 2012 de beslistermijn met zes weken te hebben verdaagd, heeft het college bij besluit van 28 februari 2013 het bezwaar tegen het besluit van
22 november 2012 niet-ontvankelijk verklaard.
1.5.
Appellante heeft op 10 mei 2013, door het college ontvangen op 14 mei 2013, een formulier dwangsom bij niet tijdig beslissen ingediend. Appellante stelt het college in gebreke omdat niet is beslist op haar bezwaarschrift van 5 december 2012.
1.6.
Bij besluit van 29 mei 2013 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat geen dwangsom verschuldigd is omdat bij besluit van 28 februari 2013 al is beslist op het bezwaar van 5 december 2012.
1.7.
Bij besluit van 28 juni 2013 heeft het college het bezwaar van 5 december 2012 alsnog gegrond verklaard, haar aanvraag van 15 november 2012 toegewezen en bepaald dat de beslissing op bezwaar van 28 februari 2013 vervalt.
1.8.
Bij besluit van 7 november 2013 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 29 mei 2013 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken grond tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante voert aan dat het college niet tijdig op haar bezwaarschrift van 5 december 2012 heeft beslist en dat het college daarom een dwangsom verschuldigd is. Volgens appellante volgt uit het besluit van 28 juni 2013 dat het besluit van 28 februari 2013 geacht wordt niet te zijn genomen. Deze beroepsgrond slaagt niet. Vaststaat dat het college op
28 februari 2013 een besluit heeft genomen op het bezwaar van 5 december 2012. Omdat dit besluit is genomen voor de ingebrekestelling van 10 mei 2013, is van een te laat genomen besluit geen sprake en is het college geen dwangsom verschuldigd. Dat het college nadien, bij besluit van 28 juni 2013, het besluit van 28 februari 2013 niet heeft gehandhaafd doet daaraan niet af.
4.2.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2016.
(getekend) A.M. Overbeeke
(getekend) S.W. Munneke

HD