ECLI:NL:CRVB:2016:4289
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een besluit van het Uwv inzake WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De appellante, die eerder een WGA-uitkering ontving op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), had in september 2014 verzocht om herbeoordeling. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 26 november 2014 een IVA-uitkering toegekend, met ingang van 16 september 2014. Appellante heeft echter bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar is door het Uwv bij besluit van 11 februari 2015 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit niet-ontvankelijk verklarende besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. De Raad oordeelde dat het bezwaarschrift te laat was ingediend, aangezien de wettelijke termijn van zes weken was verstreken. Appellante voerde aan dat zij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om bezwaar te maken en dat zij de bezwaarclausule in de brief van het Uwv over het hoofd had gezien. De Raad oordeelde echter dat de omstandigheden die appellante aanvoerde niet voldoende waren om aan te nemen dat zij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat de proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is vastgelegd in een proces-verbaal.