ECLI:NL:CRVB:2016:4289

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 november 2016
Publicatiedatum
10 november 2016
Zaaknummer
15/4820 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een besluit van het Uwv inzake WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De appellante, die eerder een WGA-uitkering ontving op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), had in september 2014 verzocht om herbeoordeling. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 26 november 2014 een IVA-uitkering toegekend, met ingang van 16 september 2014. Appellante heeft echter bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar is door het Uwv bij besluit van 11 februari 2015 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.

De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit niet-ontvankelijk verklarende besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. De Raad oordeelde dat het bezwaarschrift te laat was ingediend, aangezien de wettelijke termijn van zes weken was verstreken. Appellante voerde aan dat zij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om bezwaar te maken en dat zij de bezwaarclausule in de brief van het Uwv over het hoofd had gezien. De Raad oordeelde echter dat de omstandigheden die appellante aanvoerde niet voldoende waren om aan te nemen dat zij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat de proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

15/4820 WIA-PV
Datum uitspraak: 7 oktober 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 4 juni 2015, 15/1289 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting heeft: I.M.J. Hilhorst-Hagen
Griffier: A.M.C. de Vries
Partijen zijn ter zitting niet verschenen.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellante heeft voorheen een WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontvangen. In september 2014 heeft appellante verzocht om herbeoordeling.
Na verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 26 november 2014 aan appellante met ingang van 16 september 2014 een IVA-uitkering op grond van dezelfde wet toegekend. Tegen dit besluit heeft appellante bezwaar gemaakt bij een brief van 8 januari 2015. De brief is door appellante bij de balie van een Uwv-kantoor afgegeven op 13 januari 2015.
Bij besluit van 11 februari 2015 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar
niet-ontvankelijk verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend en dat wat appellante naar voren heeft gebracht geen omstandigheid is die meebrengt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Appellante kan zich niet verenigen met de aangevallen uitspraak. Zij wijst erop dat zij een brief van 24 november 2014 heeft ontvangen waarin niet is beschreven dat zij in bezwaar kon gaan. Appellante heeft pas eind december kennis genomen van het besluit van 26 november 2014 en heeft de bezwaarclausule – die op de achterste bladzijde staat – aanvankelijk over het hoofd gezien. Zij had zich ook niet meteen gerealiseerd dat het nodig zou zijn bezwaar te maken tegen een voor haar gunstige beslissing.
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift is ingediend na de wettelijke voorgeschreven termijn van zes weken, die duurde tot en met 7 januari 2015.
In artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
De omstandigheden die appellante heeft aangevoerd zijn onvoldoende om aan te nemen dat zij niet in staat is geweest, zo nodig met hulp van een derde, tijdig een bezwaarschrift in te dienen. Daaraan doet niet af dat appellante – naar haar zeggen – vóór september 2014 door het Uwv niet is uitgenodigd voor een herbeoordeling. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake.
De Raad heeft gelezen wat appellante heeft geschreven over haar recht op IVA-uitkering, maar kan daar niets over zeggen omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) A.M.C. de Vries (getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
JvC