ECLI:NL:CRVB:2016:4357

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
16 november 2016
Zaaknummer
15/4264 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beperkingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die als fitter werkzaam was, had zich op 3 juli 2012 ziek gemeld vanwege lichamelijke en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 6 juni 2014 vastgesteld dat de appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en daarom geen recht op een WIA-uitkering had. Dit besluit was gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige.

De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de medische beperkingen van de appellant correct waren vastgesteld. De rechtbank vond geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die op 16 december 2014 was opgesteld. De appellant had in hoger beroep aangevoerd dat hij veel lichamelijke klachten had en steeds meer in een isolement raakte, maar de Raad oordeelde dat de door hem ingediende medische informatie geen aanleiding gaf om meer beperkingen in de FML op te nemen.

De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak. De Raad concludeerde dat de beschikbare medische gegevens voldoende steun boden voor het oordeel dat de appellant in staat was om de aan hem voorgehouden functies te vervullen, ondanks zijn beperkingen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

15/4264 WIA
Datum uitspraak: 16 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
11 mei 2015, 15/388 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft stukken overgelegd, waarop het Uwv heeft gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2016. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. de Jong.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is werkzaam geweest als fitter bij [naam werkgever] Op 3 juli 2012 heeft appellant zich ziek gemeld wegens lichamelijke en psychische klachten.
1.2.
Bij besluit van 6 juni 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan, omdat hij met ingang van 1 juli 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit is gebaseerd op een rapport van een verzekeringsarts van 21 mei 2014 en een rapport van een arbeidsdeskundige van 5 juni 2014.
1.3.
Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 23 december 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Dit besluit is gebaseerd op een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 16 december 2014 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 22 december 2014.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, gelet op de beschikbare medische gegevens, waaronder het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 16 december 2014, geen aanknopingspunten gezien voor het oordeel dat de medische beperkingen van appellant, zoals die na enkele aanpassingen zijn opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 december 2014, niet juist zijn vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deugdelijk gemotiveerd en inzichtelijk aangegeven dat er argumenten zijn om af te wijken van het medische oordeel van de primaire verzekeringsarts in diens medisch onderzoeksverslag van 21 mei 2014, waarna appellant iets meer beperkt is geacht in zijn benutbare mogelijkheden. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat het bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet enkel gaat om de diagnose en de klachten, maar ook om de bevindingen bij functioneel onderzoek. Wat door appellant als een beperking wordt genoemd kan niet als een beperking in de zin van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling worden aangemerkt, maar eerder als een door hem ervaren belemmering in zijn functioneren die een medisch objectieve grond ontbeert. In elk geval is geen sprake van een objectiveerbare progressie in het ziektebeeld. Appellant heeft geen (objectief) medische gegevens ingebracht op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat hij op de datum in geding (1 juli 2014) meer beperkt was dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank berust het bestreden besluit op een toereikende medische grondslag. Uitgaande van de juistheid van de bij appellant vastgestelde medische beperkingen leveren de voorhanden zijnde gegevens volgens de rechtbank voldoende steun voor het oordeel dat de belasting in de aan appellant voorgehouden functies zijn beperkingen niet te boven gaat en dat deze functies daarmee voor appellant in medisch opzicht geschikt zijn te achten.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij veel lichamelijke klachten heeft en steeds meer in een isolement komt. Appellant is in behandeling bij een andere huisarts, omdat hij door zijn vorige huisarts niet serieus werd genomen. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft appellant stukken overgelegd die zien op het re-integratietraject dat via zijn werkgever heeft plaatsgevonden, alsmede brieven van neuroloog R. Bremmer van 19 juni 2012,
gastro-enteroloog J.H.W. Bergmann van 31 oktober 2012, maag-darm-leverarts
L.A. van der Waaij van 5 november 2012, revalidatiearts J.B. Posthumus van 5 februari 2013 en neurochirurg M. Abu Saris van 23 juli 2012.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan door haar ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven. Naar aanleiding van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd en aan medische informatie heeft ingediend, wordt daaraan nog het volgende toegevoegd.
4.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 4 augustus 2015 inzichtelijk gemotiveerd dat de door appellant in hoger beroep overgelegde medische informatie betreffende pyrosis (zuurbranden) en rug- en duizeligheidsklachten geen aanleiding geeft om (nog) meer beperkingen in de FML op te nemen. Daarbij is van belang dat in de FML beperkingen zijn opgenomen voor de spannings-, darm-, nek- en duizeligheidsklachten van appellant. Hetgeen de rechtbank daartoe onder 6.2 heeft overwogen, wordt onderschreven. Voorts is van belang dat maag-darm-leverarts Van der Waaij in zijn brief van 5 november 2012 een kleine sliding hernia diafragmatica heeft vastgesteld, waarvoor medicatie (omeprazol) is voorgeschreven om de zuurbranden tegen te gaan, dat revalidatiearts Posthumus in zijn brief van december 2012 heeft vastgesteld dat het beter gaat met de zuurbranden na de start met omeprazol en dat appellant omstreeks de datum in geding geen klachten van zuurbranden heeft vermeld. De door appellant in hoger beroep ingediende stukken leiden daarom niet tot een ander oordeel.
4.3.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.C.W. Lange, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2016.
(getekend) C.C.W. Lange
(getekend) L.H.J. Haarlem

NW