ECLI:NL:CRVB:2016:4393
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante had een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar deze werd per 10 juni 2014 beëindigd omdat het Uwv oordeelde dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar beperkingen als gevolg van psychische en fysieke klachten niet goed waren ingeschat. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts voldoende informatie had betrokken bij zijn beoordeling. In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere argumenten, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat er geen nieuwe medische stukken waren overgelegd die tot een ander oordeel konden leiden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. De uitspraak werd gedaan op 18 november 2016.